Snoeien van rozen
Snoeien heeft een dubbel doel: de roos op maat houden en de jonge
loten bevorderen tot betere bloei. ‘Groei volgt het mes’ is een oud
gezegde: zwakke rozen hebben meer baat bij sterke snoei dan krachtig
groeiende struiken. Het is goed om te wachten met snoeien tot het eerste
nieuwe schot aan de rozen verschijnt, vanaf half maart. Eerder snoeien
kan schadelijk zijn, omdat de roos kan bevriezen. Het snoeimes of de
snoeischaar die aan twee kanten snijdt, moet scherp geslepen zijn: er
mogen geen rafelige wonden ontstaan. Snoei steeds schuin boven een knop
af, maar niet té schuin, want snoeiwonden moeten klein blijven! Als alle
rozenafval –snoeisel, dode blaadjes en oude bloemen – wordt opgeruimd,
verdwijnen hiermee ook eventuele ziektekiemen in de afvalbak. Een
belangrijke stap is het verwijderen van dood en ziek hout. Het snijvlak
van gezond hout is wit of lichtgroen. Takjes die twijfelen tussen leven
en dood knipt men steeds verder terug tot er op het snijvlak geen bruin
vlekje zichtbaar is. Ook kruisende en schurende takken worden
weggesnoeid. Voorts volgt men één van de twee volgende snoeiwijzen:
• Snoei van heesterrozen
De eerste jaren niet te veel snoeien, is het devies. Na drie of vier
jaar zijn er meestal veel takken die uit de grond opkomen. Zonodig neemt
u een of twee takken bij de basis weg. Om de struik op maat te houden
knipt u een derde van de andere takken af. Dit geldt ook voor oude rozen
met een remonterende bloei (‘Sweetheart’). Wilde rozen zoals Rosa
glauca en Rosa rugosa snoeit u alleen om de struik te verjongen. Bij de
eerste kunt u af en toe een dikke ‘verhoute’ tak aan de basis wegnemen,
bij de tweede kunt u ’s winters eens in de vijf jaar de hele struik op
10 centimeter hoogte afzagen.
• Snoei van grootbloemige rozen, trosrozen en lageheesterrozen
Dit zijn de kleurbrengers van de tuin. Deze rozen kunnen tot 15 à 20
centimeter, of op de traditionele manier tot ‘luciferdoosjeshoogte’,
worden teruggesnoeid. Maar ook hier zijn de inzichten veranderd. Bij
krachtig groeiende struiken kunt u het laten bij het afknippen van een
derde van de takkengroei. Deze rozen zullen even goed bloeien en passen
zo wellicht beter in border of bloemperk.
• Snoei van Engelse rozen
Deze rozen moeten jaarlijks met de helft of eenderde in hoogte worden
gesnoeid. De uiteindelijke hoogte van de plant kan worden bepaald door
te snoeien. Over het algemeen geldt dat vrij radicaal snoeien minder,
maar grotere en meer ontwikkelde bloemen oplevert dan op een lagere en
compactere struik. Door hem minder radicaal te snoeien groeit de struik
langer en natuurlijker en produceert hij een overvloed aan bloemen. De
planten zullen hierdoor onderin echter kaal worden.
• Snoei van klimrozen
In de eerste 2 tot 3 jaar hoeven deze rozen niet te worden gesnoeid.
Snoei de scheuten aan de hoofdtak die in het vorige seizoen hebben
gebloeid tot 2 à 3 cm. Dit betekent in de praktijk dat u na de snoei een
mooi verdeeld hoofdtakkenstelsel zoals bij leifruit overhoudt. Aan deze
hoofdtakken zitten kleine ‘kapstokjes’ waarop zich nog dezelfde zomer
de nieuwe bloeischeuten zullen ontwikkelen.
• Snoei van stamrozen
De treurrozen snoeit u nauwelijks (treurrozen zijn eigenlijk klimrozen
die op een stam geoculeerd zijn). Houd de treurroos luchtig door oude
takken vlak bij de stam af te knippen. Scheuten die vorig jaar bloeiden,
snoeit u terug tot 2-3 cm op de hoofdtak. Deze ‘kapstokjes’ leveren
veel uitlopers met bloemen op. Modelsnoei door de onderste takken gelijk
af te knippen kunt u naar eigen inzicht toepassen. De overige stamrozen
snoeit u altijd goed kort, tot ongeveer 10 cm van de stam. De kroon
blijft zo jong en goed in vorm.
• Snoei van ramblers
Ramblers hoeven weinig te worden gesnoeid. U kunt ze het beste gewoon
laten kruipen of klimmen. Als ze te groot worden, kunt u ze naar wens
terugsnoeien. Enkele oudere stengels zullen op den duur wat moeten
worden ingekort. Bij de multiforaramblers moet er wat meer van de oudere
takken worden ingekort en/of ingedund.
• Zomersnoei
Net als andere levende wezens zijn ook rozen gericht op voortplanting en
na de bloei gaat alle energie naar het vormen van zaad. Voor een goede
doorbloei of tweede bloei knipt u de uitgebloeide bloemen van de eerste
bloei zo snel mogelijk af bij het eerstvolgende volledige vijfblad.
Sommige rozen hebben overigens zeven blaadjes aan een takje!
Tegenwoordig schrijft men voor om alleen de bloemen af te plukken – in
plaats van het vroegere afknippen van de hele stengel tot het eerste
voltallige groene blad. Dit is gezonder voor de roos die ieder blaadje
kan gebruiken als energievoorziening, maar het ziet er slordig uit. Aan u
de keus. De oude bloemen van rozen die bottels dragen, blijven
ongemoeid. Ongewenste gasten zijn ‘zuigers’, wilde scheuten die extra
krachtig opkomen. Ze komen voort uit de wilde onderstam van de roos die
zich onder de grond bevindt. Graaf de aarde voorzichtig weg en scheur de
scheuten af door ze omlaag te trekken. Kijkt u eerst goed of het
inderdaad om een wilde scheut gaat die van onder de entplek, de
verdikking net boven de aanhechting van de wortel, opkomt. Soms lijken
jonge rozenscheuten bedrieglijk ‘wild’.