Deze lentebloeiende bolplanten hebben hun volksnaam ‘hondstand’ te
danken aan de smalle langwerpige bol, die op de hoektand van een hond
lijkt.
Het geslacht Erythronium is al vele eeuwen in cultuur. Eén
van de redenen dat het aanbod zo schaars blijft, is te wijten aan de
moeilijke teelt. Vooral Erythronium dens-canis is erg gevoelig voor wind
en mede daardoor kunnen de bolletjes na het rooien snel indrogen. De
nieuwere cultivars, zoals E. ‘Pagoda’, hebben aanmerkelijk grotere
bollen en zijn gemakkelijker verhandelbaar. De herkomst van E.
dens-canis is Midden- en Zuid-Europa, Iran en de Kaukasus. E.
californicum, E. hendersonii en vele andere species vinden hun oorsprong
in Noord-Amerika. De hybriden, ontstaan uit kruisingen van E.
tuolumnense x E. revolutum, zijn van Nederlandse afkomst (onder andere
van de heer L. Slikker). De Nederlandse benaming hondstand is ontleend
aan de vergroeide buisvormige bol, vergelijkbaar met de tand van een
hond. Vooral bij de hybriden is dit duidelijk waarneembaar. De bladeren
staan tegenovergesteld en zijn breed ovaalvormig en steeds twee per
plant. Vrijwel alle erythroniums hebben een schitterend getekend
(gevlekt, geaderd of zo u wilt: gemarmerd) blad. Een opvallend detail is
dat behalve vele soorten die knikkende bloemen hebben, de topjes van de
bloemblaadjes naarmate uitbloei vordert, achterwaarts gebogen zijn.
De
planten houden van een wat zanderige humusrijke grond op een beschaduwd
plekje. Ze kunnen vele jaren op dezelfde plaats staan en vermeerderen
zich voornamelijk door zaad.
De bollen dienen vrij diep te worden
geplant en wegens enige vorstgevoeligheid is het raadzaam ze van een
laagje stro, turfmolm of bladeren te voorzien